Tijdens de hongerwinter kwamen er in Nederland ongeveer 22.000 mensen om van de honger. Dat is dus nog bovenop de Nederlanders die op andere oorlogsgerelateerde manieren omkwamen: door de holocaust, op de gevechtslinies, of als represaille voor verzetsactiviteiten. In vergelijking met bijvoorbeeld Friesland, land van kaas en boter, had de Randstad het zwaar.
Al in oktober 1944 schrijven familieleden uit Amsterdam, Den Haag en Utrecht dat gas en elektriciteit worden afgesloten. En dan is zo’n winter wel erg koud en donker. Oma Van Buuren in Amsterdam, 79 jaar oud, lijdt ‘ontzaggelijk veel kou’, schrijft ze; de buurvrouw leent steeds haar stoof, maar ‘vergeet’ die terug te geven. Een kennis uit Zeist heeft meer geluk:
Electrisch licht hebben we ook nog steeds, hoewel onze buren links en rechts reeds sinds 4 of 5 weken zijn afgesloten. Men kan onze kabel niet vinden, vertelde de monteur.
In de loop van het najaar verdwijnen groente, aardappelen, zout, lucifers en sigarettenpapier uit de winkels. De illegale handel in voedingsmiddelen tiert welig, want je moet toch wat om aan je eten te komen. In de brieven wordt onder andere gesproken over illegaal verkregen rogge, aardappels, olie en een heel varken. Om nu te eten, maar ook met het vooruitzicht op de rest van de winter, want het einde is nog niet in zicht. Zout is nog wel te koop op de zwarte markt, schrijft oom Cor, maar voor fl 8,- per pond – omgerekend zou dat nu ongeveer €46 zijn. Verder lezen De Randstad, kern van de hongersnood