Vandaag 72 jaar geleden vond operatie Market Garden plaats. Op dezelfde dag deed de Nederlandse regering in Londen een oproep aan alle spoorwegmedewerkers om te staken: de spoorwegstaking die uiteindelijk tot de Hongerwinter zou leiden. Vandaag 72 jaar geleden begint daarmee ook het boek Oorlogsbrieven.
Het doel [van de spoorwegstaking] was het verhinderen van Duitse transporten, zoals militair vervoer van wapens (vooral vanuit Duitsland naar Nederland) en gevangenen (vooral vanuit Nederland naar concentratiekampen in Duitsland en Polen). – Oorlogsbrieven, p. 29
Zoals we nu weten, al die jaren later, is de spoorwegstaking zijn doel flink voorbij geschoten – maar in het najaar van 1944 deed het onze briefschrijvers denken dat de oorlog vast wel bijna voorbij zou zijn.
Bovenstaande brief, verzonden op 18 september 1944, deed er twee weken over om van Harlingen op zijn bestemming in Voorschoten aan te komen. Ook dat was een van de gevolgen van de spoorwegstaking. En dat was niet het enige: behalve de post werden ook voedsel, huishoudproducten zoals zeep en lucifers en grondstoffen voor gas- en elektriciteitsfabrieken nauwelijks meer vervoerd. Het uiteindelijke gevolg was een winter waarin 20.000 Nederlanders zouden overlijden aan hongersnood.
“Het boekje werd samengesteld toen de donkere oorlogswolken zich aan de kim samendrongen; het is verschenen nadat het onweer boven ons land was losgebarsten. Het zal moeten blijken of de aangegeven wegen alle gevolgd zullen kunnen worden. In ieder geval is het een gelukkige gedachte om een aanvraag voor wijzigingsbladen bij te voegen.”
Zo luidt het voorwoord (“aan de lezeressen”) van het boekje Ons dagelijksch brood: Goede maaltijden in oorlogstijd. Een vooruitziende blik: de kans is groot dat ook wij in de oorlog betrokken worden, en zodra dat gebeurt, hoe kunnen we dan nog aan ons “dagelijksch brood” komen? Al in 1939, toen Nederland nog neutraal was, stelde de overheid voor het eerst rantsoenen vast, in afwachting van de schaarste die waarschijnlijk nog zou komen.
“Als gevolg van de hedendaagsche belemmeringen in het transportwezen zoowel als in den import van allerlei producten die wij in normale tijden uit andere landen betrekken, moeten er beperkingen aan den dag treden en zullen er, geheel of ten deele, groepen van levensmiddelen aan de markt onttrokken worden waar wij in gewonen tijd vrij over beschikken kunnen.”
De tips van de auteurs zijn snel samen te vatten: koop vooral seizoensproducten afkomstig uit Nederland, denk bewust na over voedingswaarde en ga zuinig om met voedsel. Eet liever tarwebrood dan witbrood, eet fruit zoveel mogelijk met schil, kook groente niet te lang. Koop liever fruit en noten dan koek en chocola. Koffie en thee zijn genotmiddelen.
Naast algemene tips bevat het boekje een flink aantal dagmenu’s en bijbehorende recepten. Dat zijn vooral traditioneel Nederlandse gerechten als hutspot, erwtensoep en warme chocolademelk, aangevuld met originele uitvinden als “krachtrondjes” – koekjes met havermout en kaas als voornaamste ingrediënten – en “heete rest met kaas”: precies wat de naam belooft, opgewarmde etensrestjes met kaas.
De vooruitziende blik zet zich verder door: “Worden de aangegeven dagmenu’s te duur, dan kunnen wij confituren, vleeschwaren, avonddranken en desnoods, doch pas in het laatste geval, vruchten achterwege laten.”
Toch bleek het lastig te voorspellen hoe de rest van de oorlog eruit zou zijn. De rantsoenen tijdens de Hongerwinter steken bleekjes af tegen de standaard boodschappenlijst voor een gezin (“man, vrouw en 2 kinderen van 15-17 jaar”) die in het boekje staat.
Ter vergelijking: onze hoofdpersoon Loek schreef in januari 1945 in zijn dagboek dat er van het broodrantsoen nog maar 400 gram per persoon per week was overgebleven, ongeveer eenvijfde van de hoeveelheid die in deze boodschappenlijst wordt voorgeschreven.
Het boekje kregen we cadeau van Books4Life, een boekenwinkel die zijn opbrengst vrijwel geheel aan een goed doel schenkt. De vrijwilligers die in de winkel werken, krijgen een stem in de goede doelen waar de opbrengst naartoe gaat.
Toen ik bij Books4Life was om Ons dagelijksch brood op te halen, kon ik me niet inhouden en bladerde ik even door de kast. Voor vijf goede tweedehands boeken betaalde ik vijf euro, en ik mocht zelfs ook nog een extra boekje uitzoeken als cadeau (want “elke week is bij ons boekenweek” – dat vind ik een goed principe).
Of je nu boeken wilt doneren of kopen: je kunt elke werkdag tussen 11.00 en 17.00 terecht bij Books4Life Utrecht, Kromme Nieuwegracht 46. Ook Amsterdam, Eindhoven, Groningen, Maastricht, Nijmegen en Tilburg hebben een Books4Life-winkel.
We hebben laatst een grote ontdekking gedaan. Lisanne zat een boek te lezen met achtergrondinformatie over Nederland in oorlogstijd en ontdekte daar iets van cruciaal belang voor ons onderzoek. Het betrof Wij wisten niets van hun lot van Bart van der Boom, een onderzoek naar wat gewone burgers in Nederland meekregen van de jodenvervolging. Dat boek is deels gebaseerd op dagboekonderzoek, van allerlei uiteenlopende mensen.
Toen Lisanne gedachteloos door het boek aan het bladeren was, kwam ze langs de lijst met dagboeken die voor het onderzoek waren gebruikt. En waar viel haar oog op? ‘C. van Buuren, ambtenaar, Amsterdam, geboortedatum onbekend’. C. van Buuren. Dat is Cor! Dat is onze Cor! Tenminste, ambtenaar en Amsterdam kloppen, maar Cor van Buuren is ook weer niet zó’n bijzondere naam; goede kans dat er meerdere van rondliepen.
Om dat te onderzoeken toog Lisanne op een maandagmorgen naar het NIOD, waar de grootste verzameling documenten uit de oorlog opgeslagen ligt. Op het aanvraagpapiertje dat je daar krijgt als je op je aanvraag moet wachten, stond ‘C.J. van Buuren’. Cornelis Jurphaas, het moet haast wel! En inderdaad, wanneer Lisanne na een half uurtje het dagboek uiteindelijk in handen krijgt, gaat het daarin al snel over Conny, kleine Arnoldje en de familie in Voorschoten.
Zo bleek dus dat het dagboek van een van onze hoofdrolspelers in het NIOD lag, zonder dat iemand van de familie daarvan wist. Inmiddels hebben we ook dit dagboek in Oorlogsbrieven verwerkt. Cor – die we af en toe plagend ‘dramaqueen’ noemen – heeft weer een hele andere kijk op de gebeurtenissen in deze laatste acte van de oorlog dan andere personages in de familie. Geweldig toch?
In onze oorlogsbrieven lees je niet vaak letterlijk het woord ‘Duitser’. De brievenschrijvers waren bang dat hun brieven onderschept zouden worden door de bezetter en dan kon één verkeerd woord al consequenties hebben. Maar het was ook niet nodig om de Duitser letterlijk te noemen: je wilde er geen woorden aan vuilmaken en per slot van rekening wist iedereen toch wel wie je bedoelde. Het was ‘wij’ tegen ‘zij’. Als iemand schreef: ‘Ze zitten hier op drie kilometer afstand’, dan wist iedereen wie je bedoelde en hoeveel angst er dus van dat bericht uitging.
Toch konden onze brievenschrijvers uit Oorlogsbrieven zich niet altijd van alle kritiek onthouden. Soms schreven zij wel over de Duitsers of de voortgang van de oorlog. Hiervoor gebruikten ze dan allemaal schuilbenamingen en scheldwoorden. Hieronder lees je de leukste.Verder lezen De moffen, onze ‘beschavers’
Heb jij ook gisteren inkopen gedaan voor het kerstdiner? Tijdens de Hongerwinter was het in de Randstad wat lastiger om een fatsoenlijk kerstdiner bij elkaar te schrapen, en voorbereidingen begonnen dan ook al vroeg. Oom Cris schreef op 15 december 1944 aan het gezin Spaanderman:
Nu meen ik dat Aag vertelde dat er op Voorschoten nog wel vleesch verkrijgbaar is. Zoo ja, zou zij dan eens willen proberen voor 20 rantsoenen te koopen volgende week? Als je mij tijdig genoeg kunt waarschuwen, dan kan ik het Zaterdag vóór Kerstmis halen en dan hebben we dan ten minste eens een behoorlijk stukje vleesch op tafel.
Zie de maan schijnt door de bomen? Nee hoor, die zijn gekapt voor in de kachel.
Zwarte Piet ging uit fietsen? Pas maar op, als de Duitsers je zien ben je zo je fiets kwijt.
Daar ginds komt de stoomboot? Sorry, de vaarroutes zijn afgesloten door de bezetter.
Daar wordt aan de deur geklopt? Het is waarschijnlijk een Duitser die papa komt halen…
Sinterklaas wordt nauwelijks genoemd in onze oorlogsbrieven, waarschijnlijk omdat er weinig over te melden is bij gebrek aan cadeautjes, een sinterklaasintocht, pepernoten, warme chocolademelk en ander snoep.
Oom Cor schrijft over een grote taaipop die hij had kunnen kopen voor fl 13,50. Omgerekend naar onze huidige prijzen zou dat nu ongeveer €78 zijn. Hij heeft het maar laten zitten. Verder lezen Sinterklaas in de hongerwinter
Tijdens de hongerwinter kwamen er in Nederland ongeveer 22.000 mensen om van de honger. Dat is dus nog bovenop de Nederlanders die op andere oorlogsgerelateerde manieren omkwamen: door de holocaust, op de gevechtslinies, of als represaille voor verzetsactiviteiten. In vergelijking met bijvoorbeeld Friesland, land van kaas en boter, had de Randstad het zwaar.
Al in oktober 1944 schrijven familieleden uit Amsterdam, Den Haag en Utrecht dat gas en elektriciteit worden afgesloten. En dan is zo’n winter wel erg koud en donker. Oma Van Buuren in Amsterdam, 79 jaar oud, lijdt ‘ontzaggelijk veel kou’, schrijft ze; de buurvrouw leent steeds haar stoof, maar ‘vergeet’ die terug te geven. Een kennis uit Zeist heeft meer geluk:
Electrisch licht hebben we ook nog steeds, hoewel onze buren links en rechts reeds sinds 4 of 5 weken zijn afgesloten. Men kan onze kabel niet vinden, vertelde de monteur.
In de loop van het najaar verdwijnen groente, aardappelen, zout, lucifers en sigarettenpapier uit de winkels. De illegale handel in voedingsmiddelen tiert welig, want je moet toch wat om aan je eten te komen. In de brieven wordt onder andere gesproken over illegaal verkregen rogge, aardappels, olie en een heel varken. Om nu te eten, maar ook met het vooruitzicht op de rest van de winter, want het einde is nog niet in zicht. Zout is nog wel te koop op de zwarte markt, schrijft oom Cor, maar voor fl 8,- per pond – omgerekend zou dat nu ongeveer €46 zijn. Verder lezen De Randstad, kern van de hongersnood
Een van de dingen die de oorlogsbrieven van de familie Spaanderman zo interessant maken, is het contrast tussen de leefomstandigheden van de familieleden in de Randstad en die in Friesland.
Ja, Friesland, het ‘land van kaas en boter’, zoals Loek treffend schrijft aan een aldaar ondergedoken vriend. Er is niet veel te eten, maar het is er wel, en de Frieslandse familie probeert met man en macht voedselpakketten naar de Randstad te krijgen. Via pakketpost is vrijwel onmogelijk, want natuurlijk worden pakjes eten aan de lopende band door de ‘Duitschers’ onderschept. Per boot lukt een paar keer, totdat in januari het IJsselmeer dichtvriest.
Dus wat doe je dan? Zelf halen, op de fiets. Oom Paul deed dat bijvoorbeeld vanuit Amsterdam, eind december 1944:
Dus heb ik mijn fiets in elkaar laten zetten en ben Zaterdagsmorgens om 8 uur vertrokken via afsluitdijk en was om kwart over 4 in Harlingen, na een voorspoedige reis, hoewel geheel tegenwind. Maar ik kwam goed over en onvermoeid.
Het is een tocht van 128 km (zie Google Maps), maar je moet toch iets als je honger hebt. Eten vindt oom Paul in Harlingen gelukkig genoeg.
Het is daar in Harlingen wat het eten betreft nog een eldorado, maar het kolenvraagstuk is ook daar precair zoodat de heele familie behalve thuis reeds aan de centrale keuken zit.
Ook in Friesland worden gas en licht afgesloten, en na verloop van tijd zijn alle ‘leegstaande huizen, boomen, hekken en schuttingen’ al gesloopt om in de kachels op te branden.
De Duitsers zijn ook in Friesland meedogenloos: voor zover de mannen zich niet weten te verstoppen, worden ze meegenomen om te werken in Drenthe. Oma Spaanderman woont aan de haven in Harlingen en ziet dag in, dag uit groepen gevangenen uit Noord-Holland en van Texel langskomen. Het leed van die mensen, die moeten lopen naar Leeuwarden om dan uiteindelijk in Drenthe te gaan werken voor de Duitsers, valt haar zwaar. Oom Jan is een van de ongelukkigen. Gelukkig weet hij te ontsnappen. Maar daarover later meer.